Van vruchtbaarheidsbeeldje tot Neanderthaler
Alle replica’s zijn in een van de werkplaatsen van Ateliers MTW vervaardigd. Ze zijn gemaakt van epoxy- of polyurethaanhars. Kleinere replica’s zijn massief gegoten. Grotere replica’s zijn hol gegoten of gemaakt van met glasvezel versterkte hars. De replica’s zijn handmatig beschilderd tot zeer natuurgetrouwe kopieën van het origineel.Genoemde prijzen zijn inclusief btw. Na bestelling ontvangt u per mail de factuur (let ook op uw spambox). Levering vindt plaats na ontvangst van de betaling.
De replica is een getrouwe kopie van het Bacchusbeeldje dat in de tweede helft van de 19e eeuw werd gevonden in Miedum bij Leeuwarden. Het is één van de 38 unieke Romeinse bronzen beeldjes die in de
19e en het begin van de 20e eeuw bij afgravingen van diverse terpen in Friesland tevoorschijn zijn gekomen. Het beeldje, gedateerd tussen de eerste en derde eeuw na Chr., maakt deel uit van de archeologische collectie van het Fries Museum te Leeuwarden.
Rond de godheid Bacchus, in de Griekse wereld bekend als Dionysos, spelen vele verhalen. Volgens de mythe was hij de zoon van Zeus en Semele, dochter van Kadmos van Thebe. Vader Zeus redde zijn ongeboren zoon door hem na de voortijdige dood van zijn moeder tot aan zijn geboorte te verbergen in zijn dij.
Hoewel Dionysos tot de jongste der Griekse goden behoort, is hij wel een der belangrijkste en vooral bekend als god van de wijn en de vruchtbaarheid van de grond. Te zijner ere werden vaak grote (wijn)feesten gehouden, in Rome bekend als Bacchanalia.
Oorspronkelijk werd Bacchus steeds bebaard en met lang gewaad afgebeeld, met beker en wijnrank. Later ontstond het baardeloze, enigszins verwijfde, jeugdige type.
De Bacchus uit Miedum is een borstbeeld zonder armen dat op een voetstuk staat.
Hij rijst op uit een bloemkelk, heeft een korte mantel van geitenhuid over de linkerschouder en een bundel van druiven, druivenbladeren en een bloem in het lange haar.
Dit bokje, geheel gaaf opgegraven te Franjumburen bij Marssum, heeft wellicht deel uitgemaakt van een groter geheel. Misschien vergezelde het ooit Mercurius, die soms met een haan, een slang en een bok wordt afgebeeld. Het bokje heeft lange vachtharen, een sik en overdwars geribde horens.
Het beeldje maakt een zeer natuurgetrouwe indruk. Het is alsof de bok zich schrap zet: de poten stijf naar voren en de kop parmantig geheven. De iets geopende bek en de raak getypeerde ogen versterken dit beeld.
Dit beeldje uit Tzum is door zijn voorkomen, haardracht en baard als Hercules herkend. Het figuurtje is geheel naakt, maar draagt op het hoofd een lauwerkrans, van waaruit onder het achterhoofd via een knoop twee banden komen, die tot op de schouders afhangen. Hoewel van alle ledematen delen ontbreken - weg zijn de rechterarm, het rechteronderbeen, de linkeronderarm en de linkervoet - vormt het beeldje door zijn fraaie proporties, met nadruk geprofileerde spieren en zijn houding toch een esthetisch voorwerp van hoge orde. Vermoedelijk hield het in de rechterhand ooit nog een knots.
De hoogte van het beeldje is 11,8 cm.
De godheid Hercules was zowel bij de Grieken (als Heracles) als bij de Etrusken en de Romeinen zeer geliefd en populair. Als zoon van Zeus en Alcmena verrichtte hij zowel zeer slechte als vele goede daden. Zijn grote lichaamskracht kwam hem zeer van pas toen hij als straf voor het doden van enige zonen twaalf zware opdrachten moest uitvoeren. Om enkele te noemen: het reinigen van de Augiasstal, het halen van de gouden appels der Hesperiden, het gevecht met de onderwereld Cerberus en het overwinnen van diverse monsterdieren.
Gold bij de Etrusken o.m. als god van het verkeer, de wegen en de havens. Zijn gebruikelijke attributen
zijn een knots en een leeuwenvel.
Vooral tijdens de commerciële afgravingen in de 19e en het begin van de 20e eeuw werden in de Fries-Groningse terpen en wierden diverse bronzen godenbeeldjes uit de Romeinse tijd aangetroffen. In totaal werden 38 beeldjes gevonden. Deze vondsten vormen een aanwijzing dat de Romeinen ook ná de Romeinse bezetting nog nauwe contacten onderhielden met de Friese inheemse bevolking.
In opdracht van het Fries Museum heeft Ateliers MTW te Groningen een beperkt aantal zeer gedetailleerde replica’s vervaardigd van de fraaiste exemplaren van dit unieke Friese cultuurbezit.
Het paardje werd gevonden in de terp Sottersum bij Makkum. Het bestaat uit twee holle delen die in het midden van het lichaam in elkaar grijpen en stelt een jonge hengst voor, staand op beide achterbenen.
De beide voorbenen zijn in gelijke stand en gekromd opgeheven; de staart - waarvan de haren door groeflijntjes zijn aangeduid - staat golvend achteruit. Aan het hoofd hangt de onderlip iets naar beneden, de neusgaten zijn - evenals de ogen - wijd geopend. De oren liggen plat naar achteren. Op de rug bevinden zich twee ronde indeukingen, onderaan de buik een. Hieruit kan worden geconcludeerd dat zich waarschijnlijk een ruiter op het dier heeft bevonden en ook onder het paard iets - misschien een overwonnen vijand of een andersoortige ondersteuning. De steigerende houding van het paard verraadt in ieder geval een actie die kracht vereist.